Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De woorden des oorblazers zijn als dergenen, [18]die geslagen zijn, en die dalen [19]in het binnenste des [20]buiks. 18. Dat is, die zich zeer klagelijk aanstellen, zich gelatende ongelijk geleden te hebben, om dengenen, dien zij het oor vol blazen, tot medelijden te verwekken en tegen hunnen naaste op te ruien. Anders: zijn als slangen; te weten, waarmede zij hunnen naaste kwetsen en wonden aan zijn goeden naam; vergelijk boven hfdst.12 vs.18. Of, zijn als dergenen, die vleien; dat is pluimstrijken en schoonspreken. 19. Hebreeuws, in de binnenkamers. 20. Dat is, van het gemoed; zie Job 15:2.